Aflevering 7: de uitspraken van 22 februari 2022

In deze aflevering worden besproken: 19 arresten, 2 beschikkingen en 2 conclusies.
Enkele onderwerpen: veel dood en natuurlijk ook weer het nodige verderf / Zijn WhatsApp-berichten getuigenverklaring à charge? / Bewijs van rijden met ongeldig verklaard rijbewijs / Gemeenschappelijke kasopstelling bij voordeelsberekening / Uitgebreide conclusie over shockschade / Conclusie over bloedonderzoek

Besproken uitspraken

De uitspraken van deze week, op volgorde van behandeling in de podcast.

Arresten 22 februari 2022

ECLI:NL:HR:2022:250
Medeplegen gewelddadige woningoverval op hoogbejaarde vrouw, met fatale afloop en woninginbraak. 1. Bewijsklacht over het opzet op het medeplegen van het verrichte geweld. 2. Kan de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan verdachte worden toegerekend? 3. Bewijsminimum van art. 342.2 Sv (unus testis) m.b.t. woninginbraak. 4. Gebruik adviesbevoegdheid a.b.i. art. 6:1:1.3 Sv bij tenuitvoerlegging voorlopige hechtenis. CAG is besproken in aflevering 1. HR: 81 RO
ECLI:NL:HR:2022:175en ECLI:NL:HR:2022:176
Doodslag en wederrechtelijke vrijheidsberoving. HR: 81 RO, wel strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie. CAG 175 is besproken in aflevering 1.
ECLI:NL:HR:2022:249
Doodslag door een spanband om de nek van het slachtoffer te doen en die met kracht aan te trekken en aan een deurlink te bevestigen, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. 1. Bewijsklacht doodsoorzaak, aangezien uit bewijsmiddelen niet blijkt op welk moment slachtoffer is overleden. 2. Verwerping noodweerexces omdat niet aannemelijk is geworden dat de bewezenverklaarde gedragingen het onmiddellijk gevolg waren van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de eerdere wederrechtelijke aanranding van de verdachte door het slachtoffer. HR: art. 81.1 RO
ECLI:NL:HR:2022:277
Liquidatie in Nieuwegein. Medeplegen moord en brandstichting vluchtauto. Verwerping alternatief scenario (verdachte zat te wachten in de tweede vluchtauto, was niet aanwezig op p.d. en meende dat medeverdachte ripdeal zou plegen). HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:252
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep omdat geen schriftuur houdende grieven is ingediend en evenmin ter zitting bezwaren zijn opgegeven. HR: 81 RO. CAG is besproken in aflevering 1 (hof hoefde stelbrief inhoudende dat verdachte het niet eens is met de strafmaat niet aan te merken als schriftuur).
ECLI:NL:HR:2022:268
Art. 416.2 Sv na ontslag van alle rechtsvervolging t.z.v. vernieling. HR: Op redenen vermeld in CAG slaagt middel. CAG: Namens de verdachte is tegelijk met het aanwenden van het hoger beroep een appelschriftuur ingediend en zijn later per e-mail zijn bezwaren tegen het vonnis herhaald. Uit de stukken van het geding volgt dat deze schriftuur en het e-mailbericht door het hof zijn ontvangen. Dat brengt mee dat het ernstige vermoeden rijst dat het hof (achteraf bezien) ten onrechte toepassing heeft gegeven aan art. 416.2 Sv. Volgt vernietiging en terugwijzing.
ECLI:NL:HR:2022:177
Uitvoer XTC via Schiphol. Middel 1: afwijzing 2 getuigenverzoeken. Personen die hebben deelgenomen aan WhatsApp-gesprekken met verdachte, waarvan een weergave voor het bewijs is gebezigd. Deze uitlatingen zijn geen buiten de aanwezigheid van de verdediging afgelegde getuigenverklaring a.b.i. de Keskin-jurisprudentie, dus wordt belang bij het horen niet voorondersteld. De afwijzing van de verzoeken op de grond dat onvoldoende is onderbouwd waarom het horen van deze personen van belang is voor enige te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv en op de grond dat, voor 1 verzoek, het horen niet noodzakelijk is, is - gelet op de onderbouwingen van de verzoeken - niet onbegrijpelijk. Tweede middel: 81 RO. HR verwerpt beroep cf. CAG.
ECLI:NL:HR:2022:287 en ECLI:NL:HR:2022:288
Medeplegen opzettelijk vervoeren 5 kg hennep
287 - Bewijsklacht medeplegen. HR: 81 RO
288 - Bewijsklacht medeplegen. Het kennelijke oordeel van het hof dat de door hem in aanmerking genomen feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met zijn medeverdachten die naar het oordeel van het hof in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het delict, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. HR verwerpt het beroep.
ECLI:NL:HR:2022:289
Diefstal met geweld in vereniging. Bewijsklacht medeplegen. HR: Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, na telefonisch contact te hebben gehad met een medeverdachten, met de medeverdachten in twee auto’s gezamenlijk naar Gouda is gereden, dat de verdachte daar in de nabijheid van de Klimopstraat in een auto heeft rondgereden terwijl medeverdachten in de Klimopstraat de aangever van zijn telefoon en autosleutel beroofden, en dat de verdachte vervolgens als bestuurder van deze auto heeft opgetreden toen daarmee medeverdachten met de gestolen goederen weer zijn weggereden. Het hof heeft verder vastgesteld dat de verdachte niet een van de twee overvallers was. In aanmerking genomen dat de vastgestelde gedragingen van de verdachte doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht, behoefde het oordeel van het hof dat de verdachte medepleger van de overval is geweest nadere motivering. De in dat verband door het hof genoemde omstandigheden dat de verklaringen van de verdachte niet overeenstemmen met de bewijsmiddelen en dat de verdachte geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn rol, zijn daartoe in dit geval onvoldoende. HR: vernietigt en wijst terug (cf. CAG).
ECLI:NL:HR:2022:286
Rijden met ongeldig verklaard rijbewijs. Bewijsklacht. CAG: uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat het besluit tot ongeldigverklaring aan de verdachte bekend is gemaakt en van kracht was doordat zeven dagen zijn verlopen na die bekendmaking, noch dat aan de verdachte geen ander rijbewijs was afgegeven, noch dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. HR volgt toetsingskader van arrest van ECLI:NL:HR:2019:1146. Het cassatiemiddel klaagt terecht dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan volgen dat de verdachte “wist of redelijkerwijs moest weten” dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en ook niet dat na de ongeldigverklaring van het rijbewijs aan de verdachte geen ander rijbewijs is afgegeven. HR vernietigt en wijst terug.
ECLI:NL:HR:2022:290
Rijden met ongeldig verklaard rijbewijs. CAG: niet is vastgesteld dat brief over ongeldigverklaring verdachte heeft bereikt. Wetenschap kan ook niet uit verklaring verdachte via kruisjesformulier worden afgeleid en evenmin uit verklaring verdachte dat hij wist dat hij fout zat (aanhouding was wegens vuurwerk). HR: cassatiemiddel klaagt terecht dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan volgen dat de verdachte “redelijkerwijs moest weten” dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. HR vernietigt en wijst terug.
ECLI:NL:HR:2022:293
Medeplegen witwassen, meermalen gepleegd. Bewijsklachten. Feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring rust in de wettige bewijsmiddelen aangegeven? Heeft hof aan de hand van de inhoud van facturen en kassabonnen gecontroleerd of de conclusies die in deze b.m. worden getrokken overeenkomen met de gevolgtrekking die hof daaruit heeft getrokken? HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:292
Ontucht met 14-jarige dochter en met 10-jarige dochter door 46-jarige verdachte, art. 244, 245 en 249.1 Sr. Bewijsklachten. Bewijsminimum, art. 342.2 Sv (unus testis) en gebruik van schakelbewijs. HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:291
De politierechter heeft in het vonnis volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van artikel 359 Sv. De raadsman van de verdachte heeft bij de behandeling van de zaak in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 09/106301-19 tenlastegelegde. Uit de bewoordingen van artikel 359 lid 3 Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden als door of namens de verdachte op de terechtzitting vrijspraak is bepleit. Daarom had het hof het vonnis in zoverre alleen mogen bevestigen met de in artikel 423 lid 1 Sv bedoelde aanvulling van gronden (Vgl. ECLI:NL:HR:2016:2026). Partiële vernietiging en terugwijzing.
ECLI:NL:HR:2022:159 en ECLI:NL:HR:2022:160
Ontneming na veroordeling hennepdelicten. OM-cassatie. HR: Hof heeft het w.v.v. berekend aan de hand van een zgn. gemeenschappelijke kasopstelling. Daarmee kan onder omstandigheden een adequate schatting van het w.v.v. worden verkregen, i.h.b. in gevallen waarin betrokkene met een ander of anderen een economische eenheid vormt. Geen rechtsregel staat aan het gebruik van zo’n gemeenschappelijke kasopstelling in de weg. Desondanks moet - mede gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel - steeds worden uitgegaan van het voordeel dat betrokkene zelf in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald (vgl. HR:2015:3364). Het gebruik van een gemeenschappelijke kasopstelling mag er dus niet in resulteren dat van een van de betrokkenen meer voordeel wordt ontnomen dan hij daadwerkelijk heeft verkregen.
159 (€ 5.623,50): hof heeft anders dan kennelijk bedoeld wel voordeel toegerekend voor een hoeveelheid hennep, terwijl betrokkene in strafzaak is vrijgesproken van zijn betrokkenheid bij die hoeveelheid (Geerings-jurisprudentie).
160 (€ 8.261,50): nu hof is uitgegaan van een bepaalde verdeelsleutel, breng de onbegrijpelijkheid van de berekening t.a.v. medebetrokkene mee dat ook de toedeling aan betrokkene niet z.m. begrijpelijk is. Ook is niet begrijpelijk dat het hof bij de uitgavenpost ‘contante uitgaven 11.470 gram hennep’ een bedrag van € 19.270 heeft opgenomen. HR vernietigt en wijst terug.
ECLI:NL:HR:2022:285
Herziening. Medeplegen diefstal met geweld. Aangevoerd wordt dat (1) bewezenverklaring in hoger beroep in strafzaak medeverdachte niet is overeen te brengen met vonnis van Pr in zaak van aanvrager (aspect van geweld), en (2) dat in zaak medeverdachte ttz. van hof camerabeelden van geweldsincident zijn getoond, terwijl in strafzaak van aanvrager Pr wel kennis heeft genomen van screenshots van camerabeelden maar geen camerabeelden op tz. zijn getoond. Aanvrager voert aan dat als Pr in zijn zaak kennis had genomen van camerabeelden van geweldsincident, hij partieel was vrijgesproken “van het geweldselement”. Ad 1. Levert niet het in art. 457.1.a Sv bedoelde geval op dat bij verschillende uitspraken bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet zijn overeen te brengen. Ad 2. stelling van aanvrager is te speculatief om tot herziening te leiden. De aanvraag is kennelijk ongegrond. HR wijst de aanvraag af.

Beschikkingen 22 februari 2022

ECLI:NL:HR:2022:223 (18 februari 2022)
Inbeslagneming gegevensdragers onder advocaat ex art. 98 Sv in EBI, op kantoor en thuis. CAG is besproken in aflevering 4. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:1999:AA3805 en HR:2002:AD9162 m.b.t. doorbreking van het verschoningsrecht en uit HR:2018:1960 en HR:2018:553 m.b.t. procedure van art. 98 Sv. Indien doorzoeking plaatsvindt bij een advocaat en RC de stukken meeneemt naar zijn kabinet ter nadere beoordeling, gebeurt de inbeslagneming o.g.v. voorlopig oordeel van RC dat de stukken kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen (vgl. HR:2014:1566). Een dergelijke handelwijze is ook in overeenstemming met wat de wetgever voor ogen heeft gestaan in gevallen waarin op het kantoor van de verschoningsgerechtigde vanwege de omvang van het te selecteren materiaal slechts een eerste selectie kan worden gemaakt. RC heeft ‘het regime van de zeer uitzonderlijke omstandigheden’ van toepassing verklaard en daarmee tot uitdrukking gebracht dat verschoningsrecht van klager en daarmee samenhangende beperkingen van beslag- en doorzoekingsbevoegdheden moeten wijken voor belang van aan het licht brengen van de waarheid van de feiten waarvan klager wordt verdacht. O.g.v. mededeling van OvJ over het nog te verrichten onderzoek van RC moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat RC t.t.v. behandeling klaagschrift, behalve t.a.v. de in de EBI inbeslaggenomen iPad en notitieblokken, nog niet een (definitieve) beslissing ex art. 98.1 Sv had genomen over het beroep op het verschoningsrecht. Rb had behandeling klaagschrift in zoverre moeten aanhouden en zaak in handen van RC moeten stellen. Na terugwijzing door HR zal Rb, indien RC niet inmiddels ook t.a.v. de overige inbeslaggenomen voorwerpen een beschikking ex art. 98 Sv heeft gegeven, de zaak daartoe in handen van RC moeten stellen. Volgt gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing (cf. CAG).
ECLI:NL:HR:2022:279
Beklag tegen beslag ex art. 94a Sv op twee auto’s onder een ander (Lamborghini en Mercedes), die nadien is overleden. Auto’s zijn door OM verkocht, waarna de waarde (+/- € 70 K) na vrijgave van beslag aan belastingdienst is uitbetaald vanwege beslag dat belastingdienst had gelegd. Rb: beslag is geëindigd, klaagster (erfgenaam) heeft geen belang meer. HR: Op redenen vermeld in CAG heeft klaagster geen belang bij cassatieberoep. CAG: Ex art. 19.3 Invorderingswet 1990 moest het geld niet worden “teruggegeven”, maar door houder overgedragen aan ontvanger. Dit doorkruist de strafvorderlijke teruggaveregeling,en tevens de daarmee verband houdende regeling van beëindiging van beslag. Aan de in art. 134.2 Sv genoemde gevallen van teruggave kan door het voldoen aan verplichting van art. 19 Invorderingswet immers niet langer worden voldaan. Tegen deze achtergrond geeft oordeel Rb dat de op de auto’s rustende beslagen zijn geëindigd niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Conclusies 22 februari 2022

ECLI:NL:PHR:2022:166
Stalking van en moord op ex-vriendin. Gezamenlijke conclusie door A-G Spronken (strafparket) en A-G Lindenbergh (civiel parket) m.b.t. de middelen van de ouders als benadeelde partijen. Zij vorderden ’shockschade’ vanwege de ernstige gevolgen waarmee zij werden geconfronteerd na het gewelddadig overlijden van hun dochter en het zien van haar stoffelijk overschot. Het hof heeft hen in dit gedeelte van hun vordering niet-ontvankelijk verklaard en daartegen richten zich de cassatiemiddelen. Uitvoerige algemene beschouwing over civiele aansprakelijkheid voor schade door confrontatie met een schokkende gebeurtenis en aanbevelingen voor hervorming van de rechtspraak over vergoeding van psychische schade en de vaststelling van smartengeld in het strafproces. Het lijkt er veeleer op dat het hof zich in het kader van het strafgeding niet in staat heeft geacht om de voorliggende rechtsvraag te beantwoorden, niet omdat de stellingen van partijen onvoldoende waren onderbouwd of de daaraan ten grondslag liggende feiten niet waren bewezen, maar omdat voor het hof onvoldoende duidelijk was of hetgeen wel is gesteld voldeed aan de voor toewijzing van de vordering geldende materieelrechtelijke criteria (waarover kort nader onder 8.10 en 8.11). In deze zin achten wij de motivering van de niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen niet begrijpelijk. Eerste middel slaagt in zoverre.
ECLI:NL:PHR:2022:168
OM-cassatie na vrijspraak besturen personenauto onder invloed van cannabis en cocaïne. Sprake van “onderzoek” in de zin van art. 8, vijfde lid, WVW 1994? Schending waarborgen Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer? Zo spoedig mogelijk overbrengen naar lab. Vastlegging in bestand van datum ontvangst door lab en termijn van twee weken geen strikte waarborg. Conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.