Aflevering 8: de uitspraken van 8 maart 2022

In deze aflevering worden besproken: 8 arresten en 15 conclusies.
Enkele onderwerpen: Conclusies in de zaken van Marco Kroon over o.m. wildplassen / De eerste Ennetcom en EnchroChat-zaken / Medeplegen van moord / Internationaal ne bis in idem / Te laat ingesteld cassatieberoep en verzet / Een officier van justitie in de militaire kamer.

Besproken uitspraken

De uitspraken van deze week, op volgorde van behandeling in de podcast.

Arresten 8 maart 2022

ECLI:NL:HR:2022:335
Cassatieberoep te laat ingesteld. In art. 432.1.a Sv is bepaald dat cassatieberoep moet worden ingesteld binnen 14 dagen na einduitspraak als dagvaarding of oproeping om op tz. te verschijnen of aanzegging of oproeping voor nadere tz. aan verdachte in persoon is gedaan of betekend. Volgens stukken is dagvaarding in h.b. aan verdachte in persoon betekend. Daarom had o.g.v. art. 432.1.a Sv cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen 14 dagen na einduitspraak van hof van 4-4-2019. Beroep is echter pas ingesteld op 24-2-2021. Dit brengt mee dat HR cassatieberoep niet in behandeling kan nemen. Verdachte n-o. CAG merkt op dat beroep ook o.g.v. art. 432.1.b Sv n-o is, omdat verdachte ttz. in h.b. is verschenen.
ECLI:NL:HR:2022:130
Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. diefstal (art. 310 Sr) en lokaalvredebreuk (art. 138.1 Sr). Verstekverlening. 1. Hof heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar reden afwezigheid raadsman. 2. Hof heeft ten onrechte geoordeeld dat niet zou zijn gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met inhoudelijke afdoening van de zaak in h.b., nu in reclasseringsadvies wordt geadviseerd de eerder voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer te leggen. HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:334
Diefstal met geweld, art. 312 Sr. Strafmotivering (gevangenisstraf van 36 maanden). Hof betrekt bij strafmotivering dat uit uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van twee straatroven. Die vaststelling is niet begrijpelijk, omdat uittreksel waarnaar hof verwijst, daarvoor geen steun biedt. Het uittreksel bevat immers slechts één veroordeling voor een straatroof, omdat verdachte van de andere straatroof is vrijgesproken. Strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging t.a.v. strafoplegging. Conclusie besproken in aflevering 2.
ECLI:NL:HR:2022:128
Ontneming, betalingsverplichting € 99.270,43 na veroordeling wegens vuurwerkhandel. Methode van eenvoudige kasopstelling, art. 36e.3 (oud) Sr. 1. Nog niet onherroepelijk beslist in hoofdzaak. 2. Geen voordeel genoten. 3. Toegepaste matiging betalingsverplichting i.v.m. overschrijding redelijke termijn in feitelijke aanleg onbegrijpelijk. HR: art. 81.1 RO. Conclusie besproken in aflevering 2.
ECLI:NL:HR:2022:303, ECLI:NL:HR:2022:304, ECLI:NL:HR:2022:305 en ECLI:NL:HR:2022:306
Herziening. Beleggingsfraude, veroordelingen van 1 natuurlijke persoon en 3 rechtspersonen uit 2001, GELDBOETE IN GULDENS.
(1) zou OM n-o zijn verklaard als hof op de hoogte zou zijn geweest van “onfatsoenlijk” en “onwettig” optreden van twee opsporingsambtenaren betrokken bij het opsporingsonderzoek. Aanvrager voert o.m. aan dat opsporingsambtenaren een leugenachtige verklaring van een getuige in een p-v hebben opgenomen. De aanvraag miskent echter dat die enkele omstandigheid - nog daargelaten dat aanvraag geen steun biedt voor de gestelde leugenachtigheid - geen vormverzuim a.b.i. art. 359a Sv oplevert. Nu aanvraag en daarbij overgelegde stukken ook overigens geen enkele steun bieden voor stelling dat sprake is geweest van enig vormverzuim a.b.i. art. 359a Sv, kan het aldus aangevoerde alleen al daarom niet leiden tot een ernstig vermoeden.
(2) Vrijspraak als hof bekend zou zijn geweest met de als nova aangeduide “bewijsmiddelen”? Bij aanvraag is daartoe groot aantal stukken overgelegd, waaronder een brief waarin aan aanvrager gelieerde stichting in gebreke wordt gesteld vanwege niet voldoen aan contractuele verplichtingen, krantenartikelen en (transcripties van) telefoongesprekken waarvan wordt gesteld dat aanvrager deze heeft gevoerd met A, B en C. Nog daargelaten dat aanvraag deels steunt op gronden die in eerdere herziening ontoereikend zijn geoordeeld, doet ook inhoud van deze stukken – v.zv. al niet bekend aan het hof en v.zv. al van belang voor de bewijsvoering - niet een ernstig vermoeden rijzen. Afwijzing aanvraag.

Conclusies 8 maart 2022

ECLI:NL:PHR:2022:200
Zaak Marco Kroon over wildplassen met carnaval, boete 120 euro. De verwerping door het hof van de verweren strekkende tot het buiten werking laten van de APV van de gemeente 's-Hertogenbosch dan wel tot het niet strafbaar verklaren van verdachte op grond van AVAS (urologische problemen, onvoldoende sanitaire voorzieningen, onvoorziene afsluiting straat), is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Conclusie strekt tot verwerping van het beroep met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
ECLI:NL:PHR:2022:209
Zaak Marco Kroon over belediging en kopstoot, taakstraf 80u. Klacht dat hof verweer tot strafvermindering wegens disproportioneel geweld bij de aanhouding heeft verworpen. Kroon zou bij de aanhouding letsel aan zijn handen hebben opgelopen. Het hof oordeelde dat de verdachte inderdaad letsel heeft opgelopen maar dat niet is gebleken dat dit het gevolg is van excessief politiegeweld of ander onrechtmatig optreden van de politie. Op camerabeelden was volgens het hof tot aan het moment van de kopstoot door verdachte niets onrechtmatigs te zien, ook niet aan de wijze waarop de handboeien bij de verdachte waren aangebracht. Er is dan ook geen sprake van een zogenoemd vormverzuim dat strafvermindering zou kunnen opleveren, aldus het hof. Dat oordeel vindt de AG voldoende begrijpelijk gemotiveerd. Geen tegenstrijdigheid vrijspraak schennis (wegens ontbreken seksuele/ontuchtige bedoeling) en bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde belediging. Afwijken van UOS over betrouwbaarheid processen-verbaal toereikend gemotiveerd. Alle middelen falen; 81 lid 1 RO.
ECLI:NL:PHR:2022:212
Conclusie AG. Posbank-zaak, 2e cassatie. Medeplegen moord en brandstichting in 2003. Conclusie strekt tot (ambtshalve) bepaling van de maximale duur van de aan de schadevergoedingsmaatregel verbonden gijzeling en tot verwerping van het beroep voor het overige. Middel over afwijzing getuigenverzoeken. AG: terecht is getuige gelet op motivering verzoek aangemerkt als getuige décharge, zodat Keskin-jurisprudentie niet van toepassing is. Toepassing Murtazaliyeva-arrest (GC EHRM): getuigenverzoek is toereikend gemotiveerd, maar hof heeft de relevantie onderzocht en toereikende redenen gegeven voor niet-horen van getuige en hof heeft (impliciet) overwogen dat het niet horen van de getuige de eerlijkheid van het proces niet ondergraaft. Middelen over afwijzing verzoeken tot voeging stukken en over verwerping verweren (UOS) falen ook.
ECLI:NL:PHR:2022:224
Veroordeling vrouw tot 20 jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van de moord op haar echtgenoot Tjeerd van Seggeren. Zij heeft van begin af aan ontkend bij zijn dood betrokken te zijn geweest. Zij heeft verklaard die nacht op de Bûterwei aanwezig te zijn geweest, om het slachtoffer op te halen van het festival zoals tussen haar en het slachtoffer was afgesproken. Uit haar telefoongegevens en camerabeelden van een tankstation kan worden afgeleid dat dit omstreeks de tijd is geweest dat het slachtoffer om het leven is gebracht. Naar haar zeggen heeft zij het slachtoffer bij de Bûterwei niet aangetroffen, waarop zij weer naar huis is gereden. Nu hof zelf overweegt dat het de betrokkenheid van de oom en de moeder van de verdachte vanwege gebrek aan bewijs niet kan vaststellen, blijft als onderbouwing voor het medeplegen in wezen enkel over dat de verdachte met een ander persoon op de Bûterwei is gezien rond het tijdstip van overlijden van het slachtoffer en de omstandigheid dat het hof niet aannemelijk acht dat de verdachte het dodelijk geweld alleen heeft uitgeoefend. Cassatiemiddel dat in de door het hof gebruikte bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten kunnen worden gevonden òf er wel sprake is geweest van een gezamenlijk uitvoering of een nauwe en bewuste samenwerking met een ander persoon en waaruit het medeplegen heeft bestaan, slaagt. De conclusie strekt tot vernietiging van het arrest.
ECLI:NL:PHR:2022:222 en ECLI:NL:PHR:2022:223
Syriëgangers. Deelname aan een organisatie die erop is gericht terroristische misdrijven te plegen. Internationaal ne bis in idem. Door de advocaten van de verdachten wordt tevergeefs een beroep gedaan op het Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging. Het hof heeft geoordeeld dat dit verdrag niet tot overdracht van strafvervolging verplicht en de AG vindt dit oordeel juridisch juist. Bovendien heeft het hof vastgesteld dat niet is gebleken dat de strafvervolging op basis van dit verdrag aan Nederland is overgedragen. Dit oordeel acht de AG voldoende begrijpelijk gemotiveerd. Ook een beroep op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) slaagt niet. Daaruit zou volgen dat het Zevende Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de beginselen van een behoorlijke procesorde zich verzetten tegen (voortzetting van) de in Nederland gevoerde procedure nadat het Turkse vonnis onherroepelijk is geworden. De AG wijst er niet alleen op dat Nederland geen partij is bij dit Zevende Protocol, maar ook dat de betreffende bepaling betrekking heeft op een eerdere onherroepelijke vrijspraak of veroordeling binnen dezelfde staat (‘the same State’). Voor het Protocol is de eerdere veroordeling van de verdachte in Turkije dus niet relevant. Ook is er geen strijd met beginselen van een behoorlijke procesorde. Tot slot hebben de advocaten van de verdachten aangevoerd dat het hof bij de strafoplegging onderzoek had moeten doen naar de regeling voor vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) in Turkije om te voorkomen dat hun strafrechtelijke positie zou worden verzwaard. Volgens de AG was een dergelijk onderzoek niet vereist omdat het niet gaat om de overname van de tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis. Het hof werd bij de oplegging van de straf dan ook niet beperkt door een in Turkije geldende VI-regeling. Wel heeft het hof terecht bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf de reeds in het buitenland ondergane detentie voor hetzelfde feit in mindering gebracht. Strekt tot verwerping van het beroep.
ECLI:NL:PHR:2022:219
Medeplegen liquidatie in IJsselstein en meer, 20 jaar gevangenisstraf. Het gerechtshof gebruikte bij de veroordeling zogenoemde PGP-berichten van ontsleutelde Blackberry-telefoons van dienstverlener Ennetcom voor het bewijs. Dit is de eerste zaak waar in cassatie de vraag aan de orde is of het gebruik voor het bewijs van deze ‘Ennetcomdata’ rechtmatig is. PGP-berichten waren tijdens de beroepsprocedure aangetroffen op een inmiddels in beslag genomen server van Ennetcom in Canada. Deze inbeslagneming kon plaatsvinden na een rechtshulpverzoek aan Canada in andere onderzoeken maar de data zijn door het OM ook ingebracht in deze zaak. Er zijn onder meer cassatieklachten ingebracht over de rechtmatigheid van de inbeslagname van de data in Canada en de rechtmatigheid van het handelen van de rechter-commissaris in Nederland. De AG is van mening dat deze cassatieklachten niet slagen. De verkrijging van de data door de Canadese overheid en de overdracht aan Nederland waren in zijn visie rechtmatig en het hof heeft deze data in dit geval ook mogen gebruiken voor het bewijs. Verder is de verdediging het er niet mee eens dat zij geen inzage of afschriften hebben gekregen van alle Ennetcom-data. Volgens de AG is het niet verlenen van inzage in of afschrift van alle Ennetcom-data aan de verdediging niet onrechtmatig. De AG bespreekt in zijn advies op dit punt relevant (EHRM-)recht en oordeelt dat hieruit geen recht op kennisneming als door de verdediging is verzocht, kan worden afgeleid.
ECLI:NL:PHR:2022:221
EncroChat. Beklag ex art. 552a Sv over kennisneming of gebruik van gegevens. Betreft servers die in Frankrijk in beslag zijn genomen en in Nederland “technisch” onderzocht. Middelen over beslissing rechtbank klaagster n-o te verklaren. AG is van mening dat middelen falen nu art. 552a Sv toepassing mist t.a.v inbeslagneming servers in Frankrijk en het onderzoek in Nederland niet zag op gegevens “vastgelegd bij een onderzoek in een geautomatiseerd werk.”
ECLI:NL:PHR:2022:197
Beklag tegen inbeslagneming. Klager is door de rechtbank niet ontvankelijk verklaard in het beklag. Middel over de vraag of het klaagschrift, dat oorspronkelijk betrekking had op een auto, door middel van een e-mailbericht kon worden gewijzigd in die zin dat het klaagschrift betrekking heeft op de sleutels van de (niet-inbeslaggenomen) auto. Volgens de AG is de uitleg van door de rechtbank van het klaagschrift niet onbegrijpelijk, terwijl een wijziging van de grondslag van het beklag via de weg van de art. 449 e.v. Sv had moeten geschieden. De AG adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen.
ECLI:NL:PHR:2022:189
Caribische zaak. Moord. Falende klachten over oordeel Hof dat voorbedachte raad uit bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Het Hof heeft in navolging van het Gerecht op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging – en dus uit de bewijsmiddelen afgeleid – dat de verdachte een afspraak met [slachtoffer] heeft gemaakt met het doel hem van het leven te beroven, omdat [slachtoffer] moest boeten voor de ruzie die hij de dag ervoor had gehad met de verdachte en de verdachte payback wilde. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de verdachte daarmee de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verder is het Hof van oordeel dat de verdachte op geen enkele wijze heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedstoestand en dat evenmin is gebleken van contra-indicaties ten aanzien van de voorbedachte raad. Conclusie strekt tot verwerping.
ECLI:NL:PHR:2022:199
Art. 257e Sv. Verzet tegen strafbeschikking. Verdachte niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzet tardief zou zijn. Ontvangst-of verzendleer? ’s Hofs oordeel dat de datum van ontvangst van het verzetschrift ten parkette bepalend is voor de vaststelling of het verzet tijdig is gedaan (ontvangstleer) geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het oordeel dat het verzet te laat is gedaan is, gelet op ’s Hofs vaststellingen en de in art. 257e Sv genoemde termijn, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
ECLI:NL:PHR:2022:205
Beklag, beslag. OM-cassatie. Het oordeel van de rechtbank dat het beslag op een tweetal panden in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is gelet op hetgeen namens de klagers is aangevoerd en door de rb in de afweging is betrokken, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Conclusie strekt tot verwerping van de beroepen met de in art. 81 RO genoemde motivering.
ECLI:NL:PHR:2022:186, ECLI:NL:PHR:2022:187 en ECLI:NL:PHR:2022:188
Aanvullende conclusie AG in Schaarsbergen-zaak. Schijn van partijdigheid militair lid van de militaire kamer van het hof Arnhem-Leeuwarden vanwege formeel dienstverband bij het openbaar ministerie (OM). Nadere inlichtingen ingewonnen door de Hoge Raad ex art. 83 Wet RO bevestigen dienstverband militair lid bij OM en geven de AG geen aanleiding om terug te komen op het eerder ingenomen standpunt dat vrees bij de verdachte voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Art. 44 lid 3 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren houdt een absoluut geformuleerde onverenigbaarheid in, waarbij alleen bij buitengewoon verlof de rechterlijke ambtenaar werkzaam bij een tot het openbaar ministerie behorend parket rechter-plaatsvervanger mag zijn. Een detachering volstaat niet.