Aflevering 9: de uitspraken van 15 maart 2022

In deze aflevering worden besproken: 18 arresten, 2 beschikkingen en 1 conclusie.
Enkele onderwerpen: Una via en ne bis in idem / Veel 81.1 RO / Geweld bij burgeraanhouding / Lange proeftijd en bijzondere voorwaarden

Besproken uitspraken

De uitspraken van deze week, op volgorde van behandeling in de podcast.

Arresten 15 maart 2022

ECLI:NL:HR:2022:364
OM-cassatie. Una via-beginsel en ne bis in idem. Strafvervolging natuurlijke persoon na oplegging verzuimboetes aan de rechtspersoon wegens niet (tijdig) indienen van aangifte omzetbelasting en niet (volledig) betalen omzetbelasting. Hof heeft geoordeeld dat de verzuimboetes in de weg staan aan strafrechtelijke vervolging van verdachte wegens opdrachtgeven of feitelijk leidinggeven aan het door de BV opzettelijk niet doen van aangifte omzetbelasting en OM N-O verklaard in de vervolging voor feit 1. Dat oordeel is onjuist. Art. 243.2 Sv jo. 255.1 Sv staat er aan in de weg dat na oplegging van een bestuurlijke boete dezelfde persoon voor hetzelfde feit “opnieuw” in rechte wordt betrokken, behoudens in geval van nieuwe bezwaren. Verdachte wordt echter als natuurlijke persoon vervolgd in de hoedanigheid van degene die opdracht heeft gegeven aan het door de BV begane feit dan wel aan de verboden gedraging van die BV feitelijke leiding heeft gegeven, als voorzien in art. 51 Sr, terwijl hof heeft vastgesteld dat eerdere verzuimboetes zijn opgelegd aan de BV. De enkele omstandigheid dat verdachte t.t.v. het tlgd. bestuurder was van de in de tll. bedoelde BV en (d.m.v. een andere BV) enig aandeelhouder was van de BV, maakt beoordeling van ontvankelijkheid van OM in vervolging niet anders. Het kan wel in de rede liggen om zo’n omstandigheid te betrekken bij de straftoemeting. Ook art. 50 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verzet zich niet tegen dergelijke vervolging, vgl. EU:C:2017:264 (Orsi en Baldetti). Opmerking verdient nog dat aanzienlijk verschil bestaat tussen de aard en ernst van enerzijds de feiten die aanleiding kunnen geven tot oplegging van verzuimboetes en het onder 1 tlgd., op art. 69.1 AWR toegesneden feit. Dat komt o.m. tot uitdrukking in het in art. 69.1 AWR neergelegde opzet- en strekkingsvereiste en in de in art. 69.1 AWR genoemde maximale straffen, waaronder gevangenisstraf van maximaal vier jaren. Gelet daarop kunnen zulke feiten in beginsel niet worden aangemerkt als hetzelfde feit ex art. 68 Sr en art. 243.2 Sv jo. art. 255.1 Sv. (Vgl. HR:2011:BM9102.) Volgt (partiële) vernietiging en terugwijzing.
ECLI:NL:HR:2022:371 en ECLI:NL:HR:2022:373
Jeugdzaken, openlijke geweldpleging. 371 - 1. Afwijzing (voorwaardelijk) verzoek (nogmaals) horen 2 getuigen (vriendin aangever en medeverdachte). 2. Bewijsklachten. AG: Geen Keskin-situatie, nu de getuigen reeds zijn gehoord en de verdediging vragen heeft kunnen stellen. Bewijsklachten falen eveneens. HR: art. 81.1 RO.
373 - 1. Afwijzing (voorwaardelijk) verzoek (nogmaals) horen 2 getuigen (vriendin aangever en medeverdachte). 2. Bewijsklachten. 3. Overschrijding redelijke termijn in hoger beroep. AG over middel 3: geen verweer redelijke termijn gevoerd. HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:360, ECLI:NL:HR:2022:361 en ECLI:NL:HR:2022:362
360: Gevangenisstraf van 22 maanden wegens medeplegen diefstal d.m.v. valse sleutels, medeplegen oplichting van bloemen- en plantenwinkel en houtzagerij en deelname criminele organisatie. 6 middelen, hoofdzakelijk bewijsklachten: 81 RO. Middel redelijke termijn cassatiefase slaagt. HR vermindert de gevangenisstraf, verwerpt voor het overige.
361: Medeplegen afpersing . HR: 81 lid 1 RO. (o.a. klacht over niet beslissen op uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. A-G: wat is aangevoerd, kan niet worden aangemerkt als UOS).
362: Medeplegen afpersing en deelname aan criminele organisatie. 2 middelen verdachte met bewijsklachten: art. 81.1 RO. Duur opgelegde gevangenisstraf wordt verminderd i.v.m. overschrijding redelijke termijn. HR slaat geen acht op schriftuur b.p., te laat ingediend.
ECLI:NL:HR:2022:367
Hennepteelt en diefstal elektriciteit. Bewijsklachten daderschap en opzet. AG: bewijsconstructie steunt mede op bewijsoverweging waaruit blijkt dat het hof de verklaring van de verdachte dat een ander de hennepkwekerij heeft opgezet en dat hij niets van de hennepkwekerij af zou weten onaannemelijk en ongeloofwaardig acht en dat het hof daarom de verdachte als eigenaar van de woning verantwoordelijk houdt voor de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:375
Jeugdzaak. Medeplegen diefstal mobiele telefoon, art. 311.1.4 Sr. Bewijsklacht medeplegen. De feiten en omstandigheden zijn voldoende om aan te nemen dat er sprake was van medeplegen. HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:359
Medeplegen opzetheling van auto. Wist verdachte, bijrijder van auto, t.t.v. voorhanden krijgen van auto dat deze door misdrijf was verkregen? AG: Uit de bewijsvoering blijkt dat de verdachte een van misdrijf afkomstige Mercedes voorhanden had en dat hij daarover niet heeft verklaard. Uit de bewijsvoering blijkt echter niets over de bijdrage van de verdachte aan de omstandigheden waaronder de verdachte samen met de bestuurder de Mercedes voorhanden had. Dat met de Mercedes opvallend rijgedrag werd vertoond nadat de politie in beeld kwam, doet zonder nadere vaststellingen daarover niet direct het voorhanden hebben van de Mercedes door de verdachte, die slechts bijrijder was, verkleuren in een strafbare heling. HR: opzet blijkt niet zonder meer uit de bewijsvoering. De uitspraak is ten aanzien daarvan ontoereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
ECLI:NL:HR:2022:372
Mishandeling. Verdachte dacht dat groepje jongeren zijn auto wilden stelen; hij grijpt een van de jongeren bij de jas vast. Jongen heeft forse rode striemen in de hals, terwijl aangever nauwelijks heeft tegengestribbeld en geen agressief gedrag heeft vertoond. Hof: hij heeft bij uitvoering van ‘burgeraanhouding’ a.b.i. art. 53.1 (oud) Sv de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit overschreden. Verdachte had kunnen kiezen voor een minder ingrijpend alternatief zoals het bij de arm pakken van de aangever. AG wijst op toetsingskader ECLI:NL:HR:2019:304. HR: art. 81.1 RO
ECLI:NL:HR:2022:337
Zware mishandeling door ander met stalen pijp tegen zijn gezicht te slaan n.a.v. ruzie tussen die ander en vader van verdachte, art. 302.1 Sr. Noodweerexces, art. 41.2 Sr. Is ’s hofs oordeel dat het handelen van verdachte niet geboden was ter noodzakelijke verdediging van zijn vader begrijpelijk? AG: Het is volgens hof niet aannemelijk geworden dat het handelen geboden was ter noodzakelijke verdediging, gelet op verloop duw- en trekwerk en beschonken toestand aangever. Daarbij kan het gedrag niet als verdedigend, maar als aanvallend en gericht op deelneming aan gevecht worden aangemerkt. Dat laatste draagt zelfstandig de verwerping van het verweer. HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:374
Poging doodslag. Middelen verdachte: 1. (putatief) noodweer(exces), art. 41 Sr. Hof achtte niet aannemelijk dat slachtoffer de verdachte voorafgaand aan de steekpartij heeft geduwd en/of geslagen, ondanks daartoe strekkende getuigenverklaring. 2. Strafmotivering. Middel benadeelde partij over niet volledig toewijzen van vordering t.z.v. immateriële schade en over beslissing tot afwijzing (i.p.v. n-o verklaring) van de vordering voor het overige waardoor b.p. mogelijkheid is ontnomen het overige deel van de vordering aan de civiele rechter voor te leggen, art. 361.3 Sv. HR: art. 81.1 RO.
ECLI:NL:HR:2022:356, ECLI:NL:HR:2022:357 en ECLI:NL:HR:2022:358
356: Witwassen van bitcoins en voorhanden hebben van revolver, munitie en 2 ploertendoders. Klachten over witwassen van bitcoins. HR: art. 81.1 RO.
357: Witwassen van bitcoins, medeplegen van hennepteelt, opzettelijk aanwezig hebben amfetamine en cocaïne en voorhanden hebben van gas/alarmpistool. Klachten dat uit bewijsvoering niet blijkt dat bitcoins van enig misdrijf afkomstig zijn en dat t.a.v. medeplegen van hennepteelt niet blijkt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en van voldoende bijdrage van verdachte aan hennepteelt. HR: art. 81.1 RO.
358: Opzettelijk aanwezig hebben verdovende middelen, voorbereidingshandelingen Opiumwet (verpakkingen voorhanden hebben) en medeplegen van gewoontewitwassen. Klacht dat hof ten onrechte meerdaadse i.p.v eendaadse samenloop van feit 1 en 2 heeft aangenomen. Klacht slaagt, maar leidt niet tot vernietiging arrest. Door bewezenverklaring feit 3 is hoe dan ook sprake van meerdaadse samenloop en strafmaximum gewoontewitwassen is 8 jaren gevangenisstraf waardoor toepasselijke strafmaximum onveranderd is: volgt verwerping.
ECLI:NL:HR:2022:368
Faillissementsfraude (64.333,32 euro). Feitelijk leidinggeven aan bedrieglijke bankbreuk door rechtspersoon. 1. Heeft hof niet beslist op uitdrukkelijk onderbouwd standpunt m.b.t. opzet van rechtspersoon? AG: Nee, begrijpelijk dat het hof het aangevoerde niet als een UOS heeft aangemerkt. 2. Bewijs opzet van rechtspersoon. AG: klaagt in essentie over hetzelfde als het eerste middel en faalt om dezelfde redenen. HR: art. 81 RO.
ECLI:NL:HR:2022:338
Gewoonte maken van bezitten, verspreiden en aanbieden van kinderporno. 12 maanden gevangenisstraf waarvan 6 voorwaardelijk, met proeftijd 6 jaar. Middelen over duur proeftijd en bijzondere voorwaarde.
Volgens hof is voldaan aan de in artikel 14b lid 2 Sr genoemde voorwaarde dat “er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen”. Dat oordeel is niet begrijpelijk aangezien het hof geen feiten en omstandigheden heeft vastgesteld waaruit gedragingen van de verdachte kunnen worden afgeleid die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 14b lid 2 Sr, terwijl de misdrijven waaronder het bewezenverklaarde is gekwalificeerd - kort gezegd: een gewoonte maken van het in het bezit hebben van kinderporno en het verspreiden en aanbieden van kinderporno - ook niet zonder meer kunnen worden gekarakteriseerd als misdrijven die dergelijke gedragingen omvatten (vgl. HR 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:894).
De voorwaarde dat de veroordeelde “meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek”, voldoet niet aan de eisen van en is in strijd met artikel 14c lid 2, onder 14°, Sr (andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende). Een dergelijke voorwaarde moet namelijk het gedrag van de veroordeelde betreffen. Als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. Zo’n voorwaarde moet voldoende precies het daarin gevatte gedragsvoorschrift formuleren. Zij mag echter niet gedrag van de verdachte omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen (vgl. HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1215). Hoewel het hof - anders dan het cassatiemiddel betoogt - voldoende duidelijk tot uitdrukking heeft gebracht dat deze bijzondere voorwaarde het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden onder 3 beoogt te regelen, blijkt uit de voorwaarde immers niet met welke frequentie en op welke wijze de controles van de gegevensdragers mogen worden uitgevoerd, welke functionarissen daarbij betrokken mogen zijn en hoe is gewaarborgd dat de persoonlijke levenssfeer van de verdachte daarbij niet verdergaand wordt beperkt dan nodig.
HR vernietigt de uitspraak wat betreft de strafoplegging en wijst de zaak terug.
ECLI:NL:HR:2022:370
Poging tot verkrachting, diefstal met geweld en vervaardigen en bezitten kinderporno. 1. Bewijsklachten daderschap poging tot verkrachting en diefstal. Daderschap blijkt voldoende uit de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden. 2. Bewijsklacht pleegplaats vervaardigen en bezitten kinderporno, klacht dat geen sprake is van 'seksuele gedragingen' in de zin van art. 240b Sr en klacht m.b.t. kwalificatie van vervaardigen en bezitten kinderporno. Afbeeldingen kunnen vanwege het onderlinge verband als kinderpornografisch worden aangemerkt: uit de afbeeldingen blijkt gerichte interesse op de geslachtsdelen/billen van kinderen die slechts badkleding droegen. 3. Vordering benadeelde partij. In de bijlage bij het verweerschrift staat dat het eerder ingediende verzoek gehandhaafd wordt. HR: art. 81.1 RO.

Beschikkingen 15 maart 2022

ECLI:NL:HR:2022:369
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op geldbedrag (€ 14.000) van een stichting waarvan klager enige bestuurder is t.z.v. verdenking van overtreding van Opiumwet. Is klager als enige bestuurder stichting rechthebbende van geld dat aan stichting toebehoort? Rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van strafvordering niet langer vordert dat het beslag wordt voortgezet. Maar klager kan niet als rechthebbende worden beschouwd. Het klaagschrift had moeten worden ingediend namens de stichting: het is onbekend wie als beslagene kan worden aangemerkt. HR: art. 81.1 RO. Vervolg op HR:2020:444.
ECLI:NL:HR:2022:376
Beklag, beslag op o.m. auto, geld, diverse sieraden en merkkleding en -schoenen onder klaagster t.z.v. verdenking van witwassen. T.g.v. onduidelijkheid over omvang en titel beslag heeft Rb aanhoudingsverzoek OvJ om nadere stukken te kunnen overleggen afgewezen en klaagschrift deels gegrond en deels ongegrond verklaard. 1. OM-cassatie. Kon Rb aanhoudingsverzoek OvJ afwijzen op de grond dat titel en wettelijke grondslag voor beslag onduidelijk zijn? Art. 23.1 en 23.5 Sv. Rb heeft ontoereikend gemotiveerd waarom zij, mede met het oog op haar omschreven onderzoekstaak, geen toepassing heeft gegeven aan bevoegdheid OM te bevelen stukken over te leggen m.b.t. inbeslaggenomen voorwerpen en grondslag van beslag. Oordelen Rb zijn daarom niet zonder meer begrijpelijk. 2. Cassatie klaagster. Heeft Rb de beslissing tot gedeeltelijke ongegrondverklaring van klaagschrift (t.a.v. spaarbankboekjes, schoenen, zonnebril en portemonnee) toereikend gemotiveerd? HR: uit overwegingen Rb blijkt niet dat zij vaststellingen heeft gedaan over grondslag van beslag m.b.t. desbetreffende voorwerpen en ook niet dat zij de juiste maatstaven heeft aangelegd bij beoordeling van klaagschrift. Volgt vernietiging en terugwijzing.

Conclusies 15 maart 2022

ECLI:NL:PHR:2022:242
Profijtontneming. OM-cassatie. De afwijzing van de ontnemingsvordering is gegrond op de in de strafzaak gegeven vrijspraak. De AG heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest in de strafzaak voor zover het betreft de vrijspraak van het onder 1 sub a en b tenlastegelegde (alsmede de strafoplegging). Conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.